1 jaar IZA: elke topprestatie is een teamprestatie

Weblogs

Het integraal zorgakkoord heeft kenmerken van een 10.000 meter op de atletiekbaan. Geen marathon, dat is een te grote uitputtingsslag. Maar ook geen korte sprint. Want bij een 100 meter sprint moet je in je eigen baan blijven, netjes binnen de lijntjes. En precies die eigen baan is bij het integraal zorgakkoord afgeschaft. Het gaat erom dat alle zorgsectoren samen werken aan dezelfde opdrachten. Allemaal dezelfde richting en – desgewenst – over de volle breedte van de atletiekbaan (hoewel de binnenbocht toch het meest efficiënt blijft). 

Beeld: JdH

We beseffen steeds meer dat we elkaar nodig hebben om de gewenste prestatie te leveren: de kloof tussen zorgvraag en zorgaanbod zo klein mogelijk houden, meer (regionale) samenwerking tussen zorgaanbieders en zorginkopers te realiseren en zorgprofessionals meer ruimte en verantwoordelijkheid te geven om daarbij onconventionele keuzes te maken. 

Meer gezamenlijkheid 

Ja, bij een 10.000 meter ligt verzuring op de loer. Zelfs topatleet Sifan Hassan weet er alles van. Dat de benen zo vol lopen dat ze nog moeilijk op te tillen zijn. En dan is een valpartij in het zicht van de finish of een stap naar een kritische noot in de media snel gezet. Gelukkig beginnen we in de zorg meer kenmerken van topsport te vertonen. Want als het lastig is, zoeken we ruimte voor reflectie en dialoog. Waar kunnen we verbeteren? Hoe helpen we elkaar om doelen te bereiken? Waar zitten persoonlijke doelen de teamdoelen in de weg? De samenwerking tussen IZA-partijen is in dat opzicht echt beter geworden. Meer gezamenlijkheid, minder focus op de eigen sector. En we zitten nog lang niet aan onze max. Een team vol winnaars is nog geen winnend team. We hebben te maken met verschillende belangen en voorkeuren. Alle neuzen dezelfde kant op krijgen is een ingewikkeld proces. Het vergt maatwerk en toewijding van alle partijen. Als je goed wil samenwerken, moet je ook inzicht geven in elkaars denken en zorgen. Dat vereist transparantie en vertrouwen. 

Verdere ontschotting

Natuurlijk, er blijven uitdagingen. Allereerst, het zorgakkoord is ‘integraal’ tot op zekere hoogte. De focus ligt op (het voorkomen van) Zvw-zorg. Om echt in te zetten op het stimuleren van gezondheid en het verkleinen van gezondheidsverschillen in Nederland is verdere ontschotting nodig. Hier ligt een duidelijke oproep voor een nieuw kabinet: verhef dit tot prioriteit! Ten tweede, zorgaanbieders en zorginkopers zullen contractuele afspraken moeten gaan maken die de transformatie naar passende zorg ondersteunen. Dit vraagt nieuw leiderschap, grote keuzes onder onzekere omstandigheden, openheid…

Wij houden als NZa vinger aan de pols, om met hen te leren en ontwikkelen, en waar nodig grenzen te stellen. Ten slotte: samenwerking in de regio is de fosburry flop (om in de beeldspraak van de atletiek te blijven) van de zorg. Een nieuwe manier om hoger te springen. Dat vraagt echt iets anders van zorgaanbieders, zorginkopers, maar ook van overheidspartijen, zoals de NZa. Wij proberen die samenwerking bijvoorbeeld te ondersteunen met experimenteerruimte in de bekostiging en de introductie van sector- en domeinoverstijgende prestaties. Maar ook door ons hard te maken voor digitalisering, gegevensuitwisseling en het versterken van de organisatie van de eerstelijnszorg. Om optimaal presteren mogelijk te maken moedigen wij partijen aan om nauw samen te werken. Alleen ga je sneller, samen kom je verder. 

Estafette vragen

In het kader van de blog-estafette tussen bestuurders van het Integraal Zorgakkoord kreeg ik van Dirk Jan van den Berg, bestuursvoorzitter van ZN de volgende vraag voorgelegd: 

“Hoe kunnen alle betrokken partijen in de regio de samenwerking nog verder versterken en welke knelpunten ziet de NZa in die context?”

Voor doeltreffende regionale samenwerking is een helder, eenduidig beeld van specifieke regionale knelpunten in zorgvraag en –aanbod en de impact daarvan op doelgroepen cruciaal. Wij zien dat met de (nieuwe) regiobeelden in alle regio’s een belangrijke stap voorwaarts is gezet. Maar als regionale partijen goede regioplannen willen maken voor een toekomstbestendig zorgaanbod, dan is het noodzaak om de knelpunten die partijen hebben geïdentificeerd in de regiobeelden, scherper te formuleren. Zoals ook valt te lezen in ons onlangs gepubliceerde rapport ‘Van regiobeeld naar regioplan’ zijn de ontwikkelingen van het zorggebruik in de regiobeelden nog niet voldoende in relatie gebracht met de capaciteit en kenmerken van het zorg- en welzijnsaanbod.

In veel regiobeelden zijn ‘vergrijzing’ en ‘personeelskrapte’ en ‘een afnemend mantelzorgpotentieel’ als knelpunten aangemerkt, terwijl dit eigenlijk oorzaken van knelpunten zijn: situaties waarin doelgroepen met een bepaalde zorg- of ondersteuningsvraag, steeds moeilijker toegang krijgen tot kwalitatief goede zorg of ondersteuning.  Het denken vanuit doelgroepen zet de weg open naar het anders organiseren van zorg en welzijn, over de domeinen heen: het voorkomen, verplaatsen en vervangen van zorg. 

Maar om van denken naar doen te komen is meer nodig. Actuele belangentegenstellingen en strijdige doelstellingen kunnen de veranderbereidheid in de weg zitten. Dat kunnen we ons niet meer veroorloven. Niet veranderen is écht achteruitgang, voor verzekerden, patiënten, cliënten en  inwoners. In het belang van die groepen moeten partijen elkaar zien te vinden. Niet-effectieve zorgpraktijken afbouwen, omvormen of nieuwe opbouwen.   

Estafettevraag aan Otwin van Dijk, Burgemeester Oude IJsselstreek en namens de VNG lid van het bestuurlijk overleg IZA

Onze vraag aan Otwin van Dijk, is dan ook of het gemeenten lukt om de brug te slaan tussen het zorgdomein en het gemeentelijk/sociaal domein. En gaan we dat ook terugzien in de regioplannen?